Praktijkvoorbeeld conceptontwikkeling

De toegevoegde waarde van producten, leerplannen en lesmethoden is sterker dan ooit aan erosie onderhevig.

Casus

Uitgever X heeft een methode voor vak Y. Bij elk hoofdstuk is materiaal opgenomen om te kunnen differentiëren naar niveau van de leerlingen. Daarnaast wordt een projectopdracht geleverd om alternatieve werkvormen mogelijk te maken. Speciale thema’s bieden verdiepende stof. Op de methodesite staat relevant digitaal materiaal, maar opdrachten daaruit zijn ook opgenomen in het boek daar niet elke docent de computer gebruikt. Alles is prachtig in 4 kleuren gedrukt. De methode is compleet, zelfs overcompleet.
De school vraagt nu (onder druk van de lumpsum financiering) of het niet goedkoper kan. Men gebruikt niet alles uit de methode, kan niet alleen afgerekend worden wat ook daadwerkelijk wordt gebruikt? Bij onderzoek naar onderdelen uit de methode die ‘geschrapt’ zouden kunnen worden om kosten te besparen komt de uitgever tot een verontrustende conclusie: elke docent heeft zo zijn eigen voorkeuren. Alles wordt wel door iemand gebruikt en belangrijk gevonden. Sterker nog: er komen direct ook vragen naar voren of onderdelen niet ook op het digibord geleverd kunnen worden en gearrangeerd kunnen worden in het ELO? En waarom leveren jullie die content niet via de mobiele telefoon?

Overcompleet of precies op maat?

De klant wil helemaal geen overcomplete methode, maar een middel op maat dat aansluit op zijn lessituatie. De school beleeft toegevoegde waarde van de methode in de mate waarin deze hun specifieke wensen invult. Niet aan wat er verder nog allemaal mee kan.
De uitgever in deze casus doet er dus goed aan om samen met deze specifieke scholen invulling te geven aan dat maatwerk.

Terug naar vorige pagina